Dave Ensberg-Kleijkers plaatste in zijn opiniestuk vraagtekens bij het besluit van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid om nationaal coördinatoren aan te stellen ter bestrijding van discriminatie/racisme en antisemitisme (HHW van 23 december). Hij heeft geen hoge verwachtingen en stelt dat de overheid geen flauw idee heeft over hoe discriminatie moet worden bestreden. Het besluit van beide ministers lijkt weliswaar op een vlucht naar voren om niet nagekomen verplichtingen jegens slachtoffers van discriminatie toe te dekken, maar ook bij Ensberg-Kleijkers is het tevergeefs zoeken naar een vertrekpunt waarbij een sterke positie van de betreffende burgers centraal staat.
Discriminatie ontwricht het leven van burgers. Uit recent onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat slachtoffers van discriminatie vaak en lang last hebben van stress, woede en depressieve gevoelens. Deze burgers zijn ook minder tevreden over hun ervaring met het strafrechtsysteem dan slachtoffers van vergelijkbare delicten zonder discriminatie-aspect.
Ondanks het feit dat het recht op bescherming breed wordt erkend, hebben slachtoffers van discriminatie weinig in handen om hun recht te halen. Slechts één op de zes slachtoffers doet beroep op de politie of de Antidiscriminatievoorziening (ADV’s). Dat komt doordat men bijvoorbeeld geen vertrouwen heeft in een effectieve aanpak of discriminatie ziet als het bijeffect van de maatschappelijke verruwing.
De cijfers die inzicht verschaffen in de discriminatie-incidenten die de politie registreert en strafrechtelijk worden aangepakt, spreken ook boekdelen: in 2017 stroomde slechts 3 procent van de 5487 geregistreerde incidenten door naar het Openbaar Ministerie. In 2019 ging het om een vergelijkbaar percentage.
De tendensen van marginalisering van de positie van slachtoffers van discriminatie zijn ook op lokaal niveau waarneembaar. Discriminatiebestrijding lijkt vaker op paniekvoetbal dan op het scheppen van voorwaarden voor non-discriminatie, sociale veiligheid en inclusie.
Binnen de huidige infrastructuur kunnen slachtoffers van discriminatie bij de ADV’s terecht voor informatie, advies en ondersteuning. Men kan ook aangifte doen bij de politie. Vanwege de normerende en sanctionerende taak en de preventieve werking die daarvan uitgaat is de strafrechtelijke aanpak onontbeerlijk.
Morgen praat ik mee met Binnenlandse Zaken, de gemeenten, de politie en antidiscriminatievoorzieningen over de nationaal coördinatoren. Mijn standpunt: er is geen behoefte aan twee of meer nationaal coördinatoren. Slachtoffers van discriminatie hebben behoefte aan één landelijke coördinator die gemandateerd is om hun positie te versterken.
Bron:
Het Parool. (2021, 18 januari). Opinie: ‘Slachtoffers van discriminatie hebben behoefte aan een coördinator met mandaat ’. https://www.parool.nl/columns-opinie/opinie-slachtoffers-van-discriminatie-hebben-behoefte-aan-een-coordinator-met-mandaat~bd499585/